LEREN STERVEN. BRIEVEN AAN LUCILIUS, door Seneca ( het jaar 65 )

Mijn boekentips slaan niet noodzakelijk op nieuwe maar wel goede boeken.

‘Bezit van iets goeds baat alleen wie ook het verlies ervan kan accepteren.’ Boem. Een zin  die bij mij is binnengekomen. Misschien was dat ook het geval voor keizer Nero, in wiens orbit Seneca terecht is gekomen. Deze bloemlezing uit de brieven van Seneca aan Lucilius uit de eerste eeuw tracht een antwoord te geven op grote levensvragen. Geen wollig gedoe, geen gegoochel met mysterieën en hemelen bij de oude wijsgeer,  maar doordacht en praktisch  advies over hoe we goed kunnen leven, hoe we kunnen omgaan met pijn en ongeluk,  en hoe we ons moeten voorbereiden op onze dood. Seneca heeft mij weer eens overtuigd dat de Antieken ook voor een hedendaagse lezer nog steeds veel in petto hebben. Goed leven is voor Seneca eerlijk, rechtschapen leven en er nog van genieten ook. Goed leven kan ook anderen helpen en tot voorbeeld dienen. Maar hoe doe je dat het best? Niet door dwang en minachting voor zij die minder opvoeding, opleiding of verstand hebben. ‘Ons leven moet een middenkoers varen tussen het werkelijk goede en het algemeen gangbare; iedereen moet naar ons leven opzien, maar het moet wel herkenbaar zijn.’ Ik moest meteen denken aan de polariserende politieke discussies van het ogenblik en het radicalisme dat in universitaire en activistische kringen zo dwangmatig wordt dat de man in de straat eerder afkeer dan sympathie krijgt voor grote idealen. Seneca : ‘Ons streven moet zijn: een beter leven leiden dan het gewone volk, niet een volkomen ander leven. Anders schrikken we de mensen die we willen beteren juist af en jagen ze op de vlucht. Bovendien bereiken we dan dat ze niets van ons willen navolgen uit vrees dat het meteen alles moet zijn. Het eerste wat de filosofie bevordert is gezond verstand, sociaal gevoel en contacten met anderen. Maar dat raken we juist kwijt wanneer we ons afwijkend opstellen! Laten we dus zorgen dat de eigenschappen waarmee we bewondering willen wekken geen spot en afkeer oproepen.’ Blijkbaar wist men dus tweeduizend jaar geleden al hoe wereldverbeteraars plots kunnen uitgroeien tot dwingelanden en daarmee hun eigen zaak naar de knoppen helpen. Maar het lot van de mens schijnt te zijn dat hij niet vaak lering trekt uit zijn eerdere dwalingen.  Tegelijk waarschuwt Seneca er ook voor om op te gaan in de grote massa. Meelopers, conformisten, lafaards die niet voor hun mening durven uitkomen: je bezuurt het op het einde. Seneca gaat daar ver in naar  onze begrippen, maar misschien niet zonder reden. Ik denk na over deze zin bijvoorbeeld: ‘Het risico bestaat dat je het gedrag van de massa gaat imiteren, of dat je hen juist gaat haten. Geen van beide is goed. Trek je zo veel mogelijk terug in jezelf, en laat verder alleen hen toe die je een beter mens maken’. En ik ben al iemand die zich terugtrekt in zijn schulp, een levenshouding die ik voortdurend tracht te corrigeren. Komt dan zo’n Seneca vertellen dat ik dat vooral niet moet doen. Of wat? Blijven nadenken hierover. Het is ook wat het lezen van zo’n antieke filosoof boeiend maakt.  Ik kon wat met Seneca’s raad om vooral mijn tijd onder de levenden goed te besteden, het leven te eren en er in fatsoenlijkheid  en rechtschapenheid ( honestum ) volop van te genieten. En dan komt het. Als we in dit alles redelijk goed  slagen, moeten we ons dan nog kwellen met de gedachte dat we niet eeuwig leven? ‘Wilde dieren vluchten voor gevaar dat ze zien, en zijn ze ontkomen, dan voelen ze zich veilig’, zegt Seneca aan Luculius. ‘Maar wij worden gekweld door wat nog komt én wat al voorbij is. Veel goeds in ons leven wordt bedorven door kwellende angst: ons geheugen denkt eraan terug, onze voorziende blik loopt erop vooruit. Van enkel het hier en nu wordt geen mens ongelukkig. Hartelijke groeten, Seneca’.

error: Deze foto is beschermd!